Boekbespreking

Titel: ONBEMINDE GELOVIGEN
Ondertitel: Waarom we religieus blijven
Auteur: Guido Vanheeswijck
ISBN: 978 94 6310 438 8
Uitgeverij: (Polis) Pelckmans

In de ‘inleiding’ zijn we nog: Beminde gelovigen.
Maar in het aangehaalde boek van Anne Provoost: Beminde ongelovigen,
Een atheïstisch sermoen, 
staat dat zij de ongelovigen oproept om te zeggen waarvoor zij als ongelovigen staan.
Ze roept hen op om de inhoud van hun eigen ongeloof te omschrijven en te verdiepen.
Die oproep van Provoost aan haar ‘beminde ongelovigen’ is evenzeer van toepassing op gelovigen.
Want gelovigen spreken nog nauwelijks over hun geloof.
En de auteur getuigt: ‘Geen wonder dat niemand jullie nog aanspreekt met ‘beminde gelovigen’.
Jullie worden niet bemind om jullie geloof, jullie worden slechts bemind omdat jullie de inhoud van dat geloof zo vaag mogelijk houden’.
Daarom spreekt hij in zijn 8 hoofdstukken jullie aan als ‘onbeminde gelovigen’.

In het eerste hoofdstuk heeft Vanheeswijck het over de bloei van het rijke roomse leven en de neergang van het klerikalisme in België en over bloei en neergang van het katholicisme in Nederland.

In het tweede hoofdstuk vertelt hij het alternatieve verhaal over het rijke roomse leven.
Hij schetst daarin een verstikkend sociologisch katholicisme.
Vooral door het pedofilieschandaal en het klerikalisme heeft het morele gezag van de kerk een serieuze knauw gekregen.
We zijn thans een seculiere samenleving geworden.

In het derde hoofdstuk geeft de titel ervan de inhoud goed weer: ‘Het christendom is onwetenschappelijk’.
Aanhangers van de klassieke secularisatiethese beschouwen religie en secularisatie als aan elkaar tegengesteld en zijn ervan overtuigd dat de wetenschappelijke rationaliteit het einde zal verwekken voor het voortbestaan van de religie.

In het vierde hoofdstuk spreekt Vanheeswijck over een alternatieve secularisatiethese.
In plaats van religie en secularisatie als elkaars antipoden af te schilderen, poneren haar aanhangers dat het fenomeen van secularisatie juist uit de christelijke religie is voortgekomen en er sterk schatplichtig aan blijft.

In het vijfde hoofdstuk gaat het over afscheid van het christendom.
Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) had de kerk bij de tijd willen brengen.
Na een korte periode van enthousiasme volgde een lange periode van teleurstelling en massaal afhaken.
Dit werd nog verergerd na de encycliek Humanae Vitae (1968) van paus Paulus VI.
De seculiere staat wordt een ‘secularistische’ staat, waarin een religieus standpunt niet meer als gelijkwaardig aan niet-religieuze standpunten wordt gezien.

In het zesde hoofdstuk behandelt Vanheeswijck de terugkeer van het cultuurchristendom dat zich bij uitstek in politieke cenakels manifesteert en zo kan worden  ingezet voor doeleinden die haaks staan op de kern van de mystieke, spirituele en religieuze betekenis ervan.
Tegenwoordig  beschrijft men dat gebruik als populisme.

In het zevende hoofdstuk staat dat het woord ‘gutmensch’ in bepaalde kringen immens populair is als scheldwoord.
Gelovige christenen dienen nu subtiel te spreken over dat waarvoor zij staan en niet nog langer tevreden te zijn met een lauwe opvatting van gelovig-zijn.

In het achtste hoofdstuk gaat het over de breuklijnen tussen geloof en ongeloof.
De dood is voor iedereen altijd een heikele kwestie geweest, maar voor een gelovige draagt ze nog de betekenis in zich dat men elkaar terugziet in een ander leven.

In de epiloog gebruikt Vanheeswijck opnieuw de oude aanspreking ‘beminde gelovigen’.
Als uitnodiging om opnieuw over de grote vragen na te denken en te spreken.
En het is niet verkeerd om dat juist nu weer vanuit een religieus perspectief te doen.
Nu is het zelfbeschikkingsrecht een belangrijke moderne verworvenheid, maar dat maakt gelovig zijn toch niet onmogelijk.

Mark Cornelis

Onbeminde-2