(Joh. 10, 11-18)
Jezus is inderdaad de goede herder. Hij zorgt voor de zwaksten, geeft Zijn leven voor Zijn ‘schapen’ en roept alle mensen op tot de ene ‘schaapsstal’: ‘één kudde, één herder’. Maar het is minder duidelijk hoe Hij – hier en nu – voor u en mij en voor de wereld ‘de Goede Herder’ is. Laten we – daarover nadenkend – een antwoord zoeken.
Jezus is niet de Goede Herder, omdat Hij een antwoord zou weten op al onze vragen of omdat Hij alle levensdomeinen zou willen beheren. Wat Hij wel beweert is dat Hij ons de weg toont naar de ware God. Niet de god van de macht, maar de God van vertrouwen die Zijn beloften vervult, de God die ons naar liefde en geluk doet verlangen, de God die oproept tot verzet tegen het kwaad, de God van de vergeving en verzoening.
Wie – gehoor gevend aan het woord van Jezus – aan deze God zijn of haar hart heeft verpand, die houdt van alles waarvan God houdt. En ook in het waarmaken daarvan is Jezus ons als Goede Herder voorgegaan. Hij hield van alles waarvan God houdt, van het vertrouwen van het kind dat geborgen is in de liefde van de vader, van het verlangen van de zieke of gekwetste op genezing, van de machtelozen en rechtelozen die zich verzetten tegen het kwaad in de wereld en proberen de heilloze spiraal van geweld te doorbreken, van de rouwmoedige zondaar die hoopt op vergeving en verzoening.
Waaraan zal men dan de leerling van Jezus herkennen? Jezus heeft het duidelijk gezegd: ‘Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij Mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart’ (Joh. 13, 35). Laat me om die liefde iets concreter uit te drukken vier grondwaarden aanwijzen, die God en Jezus en Zijn ‘kudde’ karakteriseren. Ze zijn vertrouwen, verlangen, verzet en vergeving. Vier ‘v’s.
Vertrouwen dat God nooit in de steek laat het werk van Zijn handen en dat Hij zelfs in de diepste verlatenheid nabij is. Vertrouwen ook in Gods aanwezigheid in elke andere mens; want zoals Gods Geest in mij werkzaam is om mij te doen geboren worden tot ‘de nieuwe mens’, zo is Hij ook aansporend werkzaam in de andere. Vertrouwen op God is ook met God vertrouwen op wie God vertrouwt.
Verlangen: dit wil zeggen blijven dromen van ‘de nieuwe hemel en de nieuwe aarde’. Het is – spijts alle ellende en oorlog – verlangend uitzien naar de tijd waarop ‘God alles in allen zal zijn’ (Ef. 1, 23) en ‘wanneer er geen smart en lijden meer zal zijn; want al het oude is dan voorbij’ (Apok. 21, 1-4).
Verzet tegen het kwade; want vertrouwen en verlangen zijn louter mooie gevoelens en zelfs medeplichtig met het kwaad, indien ik mij niet met zwakke kracht (als David tegen Goliath) verzet tegen alles wat mensen kleineert, gevangen houdt, doodt. Maar ook dat is niet genoeg.
Vergeving is nodig. Alleen vergeving kan van de vijand een vriend maken. Zij alleen kan de verdrukker veranderen zonder hem op zijn beurt te onderdrukken. Vergeving geeft aan wie gefaald heeft een nieuwe kans.
Vertrouwen, verlangen, verzet en vergeving. Ouderen zullen misschien in deze vier waarden een eigentijdse verwoording hebben herkend van wat een oudere verwoording ‘de vier aktes’ noemde: de akte van geloof en vertrouwen, de akte van hoop en verlangen, de akte van liefde en haar keerzijde verzet, de akte van berouw en vergeving.
Ik besluit: Vertrouwen, verlangen, verzet en vergeving – deze vier waarden, die liefde concretiseren – nemen de mens op in ‘de kudde van de Goede Herder’ en laten – hier en nu – Jezus ook voor u en mij en voor de wereld ‘de Goede Herder’ zijn.
Mark Cornelis, pr.